Mhihihihihi - Top Gear

26-01-2007 Met dank aan: Topgear Magazine


Kees Prins - Onthaasting


Deze zomer met de auto naar Toscane geweest. Dat was natuurlijk een pokke end rijden, dus we gingen het in drie dagen doen. Rustig aan. Heel relaxed (‘je moet de reis ernaartoe ook al zien als vakantie’). En we zouden die eerste dag vroeg vertrekken. We hadden een hotel met zwembad besproken in de buurt van Strassbourg, dus hoe eerder we daar aankwamen, hoe aangenamer het zou zijn. Zeker voor de kinderen, want dan konden ze nog lekker lang zwemmen, dan rustig eten, goed slapen en de volgende dag weer uitgerust verder. Leve de onthaasting, leve de vakantie.

De planning was om rond negen uur weg te gaan. Uiteindelijk vertrokken we om half twaalf. De zwemspullen van mijn dochter (‘ik weet zeker dat ik ze gisteren in de koffer heb gedaan’) waren kwijt. Dan kopen we daar toch zwemspullen? Ja, maar deze bikini zit zo lekker. Ja, maar waar is ie dan? Ja, dat weet ik niet. Maar ga dan zoeken! Maar mama is toch al aan het zoeken? Maar als er twee zoeken gaat het toch sneller dan één?! Maar ik weet toch niet waar ‘ie is? Maar daarom moet je toch juist zoeken!

Enfin, nog voor we weg waren was ik al een zenuwinzinking nabij. Vervolgens moesten we voordat we de Ring op gingen nog even langs opa en oma om iets af te geven (‘dat is toch op de route’), er moesten nog dringende brieven op de bus (‘nou rij je weer een brievenbus voorbij’), we moesten nog even terug om een knuffel te halen (‘anders kan ik niet slapen’) en we moesten, toen we eindelijk op de Ring zaten, nog even terug omdat vrouwlief bij het halen van de knuffel de sleutels in de deur had laten zitten (‘dat komt omdat jij me zo zit op te fokken’).

Half twaalf. Ik had het gevoel dat we al een week onderweg waren. Maar we reden. En als je dan eenmaal de Belgische grens passeert, maakt zich langzaam iets van dat avontuurlijke gevoel van je meester dat de hele wereld voor je open ligt. Ik rijd in een Volvo 960. Hij is tien jaar oud, maar heeft nog geen ton gelopen. Een buitenkansje. Want de 960 is de grootste, dikste, vetste Volvo die in die jaren gefabriceerd werd. We noemen hem thuis de ‘tank’. Als je boven de 140 komt (‘mag je hier wel zo hard, pap?’) krijg je het gevoel dat je vliegt. Dus daar lag het niet aan. Het lag aan dat ene tankstation waar we zijn gestopt. Dat tankstation waar het zwart zag van de vakantiegangers. Waar je een half uur bezig was om een broodje en een kop koffie te scoren. Dat tankstation waar wij onze dochter kwijtraakten. Niet verwonderlijk dat ik onmiddellijk moest denken aan Het Gouden Ei van Tim Krabbé. Een gedachte die het paniekgevoel dat in een golf bezit nam van mijn zwetende lichaam, net dat duwtje meegaf waardoor ik me als een waanzinnige door de mensenmassa’s elleboogde en in volslagen hysterie in alle richtingen de naam van mijn dochter schreeuwde.

Ze was de wc gaan zoeken en de weg kwijtgeraakt. Daarop was ze terug naar de auto gelopen, maar kon die niet meer vinden. Daarna heeft ze een half uur tussen twee geparkeerde auto’s in zitten huilen. Ze had ons niet horen roepen. Toen we haar vonden was ze een brokje ellende.

Om half negen ’s avonds kwamen we aan bij het hotel (‘volgens mij moeten we weer helemaal terug en dan bij die eerste straat rechtsaf’). Het zwembad kon me gestolen worden. Het eten trouwens ook. Ik ging meteen op mijn bed liggen en was kapot. Nog twintig dagen vakantie te gaan. Leve de onthaasting.


Kees Prins


Weer terug?