Mhihihihihi - Top Gear

03-09-2005 Met dank aan: Topgear Magazine


Kees Prins - Mannending


Auto's is een mannending. Net als voetbal, porno, zuipen, kinderachtig tegen elkaar aan duwen, te hard lachen om elkaars grappen en op de grond spugen. Daarom worden auto's ook altijd aangeprezen door vrouwen met bijna geen kleren aan. Omdat vrouwen met bijna geen kleren aan ook een mannending is.

Het voert misschien te ver om daar nu al te diep op in te gaan, maar als je dit laatste beeld psychologisch helemaal doorredeneert, bedoelt de vrouw met bijna geen kleren aan, bevallig gedrapeerd over de motorkap, eigenlijk dit te zeggen: het liefst spreid ik mijn benen om mij door jouw zes pompende cilinders te laten penetreren tot ik er gillend van klaarkom.

Doordat de man hoopt met de aanschaf van de zes cilinders zijn eigen apparaat wat te kunnen opwaarderen, koopt hij de auto. Maar dan is onze vrouw met bijna geen kleren aan nergens meer te bekennen en kan de man nog slechts hopen op een lichte aanrijding in de stad, waarbij de bestuurder van de andere auto net zo'n vrouw is, in dit geval met iets meer kleren aan. Ofwel, zoals ons ook de bioscoop en de reclame willen doen geloven, een vrouw, met of zonder veel kleren aan, die panne heeft langs de snelweg (of nog beter: zo'n stoffige, eindeloze weg in the middle of nowhere van Amerika met een bord erbij dat het eerstvolgende dorp zich bevindt op 256 mile) en blij is dat de man met de zes cilinders even stopt om te helpen. Dit alles uitgaande van de gedachte dat het één vanzelf leidt tot het ander, wat het natuurlijk nooit doet.

Wat ook een mannending is, is vriendschap. Vandaar dat de man zijn auto ook als zijn vriend ziet. Een warme, vriendelijke kameraad, die altijd voor je klaarstaat en je brengt waar je maar wilt. Ja, we hebben de neiging om de auto als persoon te zien (een auto heeft een 'lekker kontje', een auto heeft 80.000 km 'gelopen', een auto heeft een 'neus').

Zo stond ik in de stad een keer met mijn fiets voorgesorteerd om linksaf te slaan terwijl ik naast mij een, voor die tijd spiksplinternieuwe Renault Twingo gewaar werd. Nou heb ik meestal niet zoveel op met dit soort borrelautootjes, maar ik zag wel de gedurfdheid van het ontwerp en bovendien was hij in een kleur rood die prettig overkwam. Het was een brutaal wagentje, dat ook heel pittig, maar ook heel lief kon zijn en een vrolijke uitstraling had.

Toen het licht op groen sprong, besloot de Twingo op het laatste moment om toch rechtdoor te gaan. Ik reed dus tegen zijn zijkant aan en op dat moment voelde ik een dood hard ding van staal en blik dat tegen mijn botten beukte. Niks brutaal of pittig of lief of vrolijk. Gewoon een ijzeren onderstel met wielen met daarop wat stoelen en een blikken dak eroverheen. Ik kwam lelijk terecht (de Twingo reed overigens door) maar werd gelukkig overeind geholpen door een vrouw. Een vrouw van tegen de zeventig met heel veel kleren aan.


Kees Prins


Weer terug?